Jolanda Feelders (46) had altijd al goed contact met haar moeder Annie (75), maar sinds ze in oktober vorig jaar de diagnose borstkanker kreeg is hun band verdiept. ‘We hebben elkaar stevig vastgepakt en toen kwamen de tranen.’
Jolanda: ‘Ik was met mijn ouders op vakantie en in het huisje hing de spiegel een stuk lager dan in mijn eigen badkamer. Daardoor zag ik ineens dat de vorm van mijn linker- en rechterborst niet gelijk was. Toen ik thuiskwam, ben ik meteen naar de huisarts gegaan. Die stuurde me door voor een mammografie. Gespannen was ik daar niet over. Ik had eerder cystes in mijn borst gehad en dacht dat die terug waren, maar een uur later zat ik op de mammapoli.’
Annie: ‘Ik zou niets liever willen dan dit van haar overnemen. Dat kan niet, maar wat ik wel kon doen was er zoveel mogelijk voor haar zijn. Omdat ze geen partner heeft, is ze afhankelijk van de mensen om haar heen.’
J: ‘Mijn moeder had nog gevraagd of ik wilde dat ze meeging naar de mammografie, maar omdat ik me geen zorgen maakte, vond ik dat niet nodig. Alle gesprekken daarna is ze wel mee geweest, samen met mijn vader.’
A: ‘Samen hoor je meer dan in je eentje, zeg ik altijd. In eerste instantie zag het er goed uit. De artsen dachten aan een tumor van 1,4 centimeter, maar dat viel tijdens de operatie tegen. De tumor bleek 3,6 centimeter. Jolanda heeft een hormonale vorm van borstkanker.’
J: ‘Het werd dus het hele pretpakket met eerst een operatie en bestralingen. Die heb ik achter de rug, ik begin nu aan de chemokuren en de anti-hormonale therapie. Toen we dat hoorden, hebben mijn vader, moeder en ik elkaar op het plein voor het ziekenhuis stevig vastgepakt en kwamen de tranen. Dat vond ik heel mooi, het is belangrijk dat je emoties kunt tonen.’
A: ‘Ik probeer me voor Jolanda vaak groot te houden en dan slik ik mijn emoties weg, maar soms moet het er even uit. Dat geeft niks, we kunnen heerlijk samen huilen.’
J: ‘Ik ben een beetje allergisch voor mensen die snel zeggen dat ‘het allemaal wel goedkomt’. Of die roepen dat mijn haar wel weer aangroeit als ik vertel dat ik bang ben voor het moment dat ik mijn haren ga verliezen. Goed bedoeld natuurlijk, maar je gaat dan wel voorbij aan mijn gevoel.’
Hulp accepteren
A: ‘Ik ben actief als vrijwilliger en ik ga elke week naar muziekles. Daar haal ik veel energie uit, maar ik laat alles uit mijn handen vallen als mijn dochter me nodig heeft. Toen Jolanda geopereerd werd, heb ik een dikke week bij haar gelogeerd zodat ik voor haar kon zorgen.’
J: ‘Ik heb echt moeten leren om hulp te accepteren, ik was zo gewend mijn eigen boontjes te doppen. Wat mij helpt, is als familie en naasten heel concreet hulp aanbieden. Dus niet: ‘zeg het maar als ik iets voor je kan doen’, maar zelf actief een voorstel doen. Voordat ik ziek werd, zag ik mijn ouders meestal eens in de twee maanden. Dat is niet heel vaak, maar we weten dat we altijd bij elkaar terecht kunnen als er iets is. Daar is dit natuurlijk een goed voorbeeld van.’
A: ‘We proberen ons niet op te dringen. Jolanda is een heel zelfstandige vrouw en dat respecteren we. Maar als ze belt en ze heeft onze hulp nodig, stappen we meteen in de auto.’
J: ‘Zo belde ik mijn ouders laatst toen het niet goed ging op mijn werk. Ik zat gewoon achter mijn computer toen ik ineens begon ik te huilen. Ik kon niet meer stoppen. Mijn collega’s zaten daar al een beetje op te wachten, want ik was al die tijd heel nuchter geweest over mijn ziekte. Daar voelde ik me goed bij, zo zit ik in elkaar, maar dat kan je niet altijd volhouden. Het was fijn dat mijn ouders me toen opvingen en met me meehuilden.’
Een spontaan appje
J: ‘Mijn moeder en ik hadden al wel een goede band, maar de borstkanker heeft ons echt dichterbij elkaar gebracht. Wat ik ook bijzonder vind, is dat de band met mijn vader sterker is geworden. ‘Ik geef je moeder wel even’, zei hij vaak als ik naar huis belde. Maar sinds ik ziek ben, stuurt hij me regelmatig uit zichzelf een appje. Dat hij meegaat naar de gesprekken in het ziekenhuis vind ik heel mooi.’
A: ‘Mijn man is niet zo’n prater, maar je kunt ook iemand steunen door er gewoon te zijn. Ik denk dat het sowieso makkelijker is om als vrouwen onder elkaar te praten over wat er met je lijf gebeurt en wat je allemaal te wachten staat.’
J: ‘Ik ben ervan overtuigd dat ik beter word, maar ik zie wel heel erg op tegen de bijwerkingen van de chemokuren en hormoontherapie, vooral voor de langere termijn. Je weet gewoon niet hoe je eruit gaat komen en wat het met je geheugen en concentratievermogen doet. Ik ben blij dat ik het met mijn moeder over die zorgen kan hebben.’